deCHORALE
La Passione
Nora Khallouf, sopraan
Kristien Vercammen, mezzosopraan
Denzil Delaere, tenor
Wilfried Van den Brande, bas
Af en toe vraagt er misschien iemand zich af: “die concerten in de kerk, kan dat eigenblijk wel? Mag dat wel?”. Na zaterdag 21 mei dacht ik: natuurlijk kan en mag dat. Wat is om te beginnen een kerk? In de Handelingen staat dat de eerste christenen het brood braken 'in een of ander huis'. Een kerk, dat is een huis waar christenen het brood breken. In een huis, daar wordt geleefd. Het is niet het schuiloord van een sekte maar een open huis, waar ieder welkom is, waar gefeest en gerouwd wordt, een glas gedronken, en waar ook huisconcerten plaats vinden. Nu hebben we gelukkig een groot huis. Er is dus plaats voor veel musici én voor veel publiek. En die waren er, in groten getale, die avond, om 'de' Negende symfonie van Beethoven mee te maken.
Er hing een gespannen verwachting in de lucht. deCHORALE, het prestigieuze koor dat de roemrijke traditie van de “Koninklijke Chorale Caecilia” springlevend houdt, had hals over kop dit concert moeten “reorganiseren”: oorspronkelijk was het gepland in Vorst-Nationaal, maar de terreurdreiging had het spreekwoordelijke roet in het eten gestrooid. Er waren al een orkest, “La Passione”, en solisten geëngageerd, en die wilden wel mee de Schelde oversteken, maar op enkele weken moest de hele organisatie omgegooid worden. Zou dit wel goed komen?
Afgeladen vol zat de kerk. En het kwam goed. Meer dan goed. Het was een fantastische avond. Koor, orkest, en solisten brachten ons een hoogstaande, intense, ontroerende uitvoering.
Er zat spanning en dynamiek in de muziek die het publiek en de musici meetrok naar het Elysium, het paradijs. Over dat Elysium gaat het in het bekende koorlied naar de tekst van Schiller, in het laatste deel van de symfonie. Er werd al op gewezen in de korte inleiding voor het concert: deze muziek is zeer actueel. Beethoven, ondanks de doofheid die hem in haar kille greep heeft, zingt zijn geloof uit dat mensen het geploeter en de miserie van dit leven te boven kunnen komen, dat ze strijd en geweld kunnen overwinnen, dat er ondanks alles reden blijft tot vreugde – “Ode an die Freude” heet dan ook het slotlied.
De symfonie is een oproep tot de mensheid om boven de verdeeldheid uit te stijgen en als broeders elkaar in die vreugde weer te vinden, in de erkenning dat zij een geschenk is vanuit de hemel, vanuit het Elysium: “Brüder! Über'm Sternenzelt Muß ein lieber Vater wohnen”: broeders, boven de sterren moet een lieve vader wonen…
En daarom is zeker een uitvoering van de Negende op haar plaats in de kerk. Deze kunst, en alle goede kunst, maakt ons gevoelig voor iets 'meer' in ons bestaan, doet ons uitstijgen boven het alledaagse waar we met onze neus op geplakt zitten. Of we dat 'meer' nu de naam van God geven, of anders noemen, is bijkomstig.
DeCHORALE, aan wie we dit muzikale feest te danken hebben, is een beetje “van ons”: zij repeteren al jaren op Linkeroever, vroeger in Katharinahof, en sedert enige tijd in ons SAC.
Zij hadden het uitstekende en gedreven orkest “La Passione” uit Lier meegebracht, en dirigent Paul Dinneweth smeedde koor en orkest tot een gedisciplineerd, enthousiast, hoogstaand geheel. Solisten waren Nora Khallouf, sopraan, Kristien Vercammen, mezzosopraan, Denzil Delaere, tenor en Wilfried Van den Brande, bas.
Hun prestatie was, in de lijn van heel de uitvoering, boeiend en indrukwekkend. En de samenwerking tussen ANNA3 en al deze gasten verliep zeer aangenaam en vlot. Met andere woorden: na afloop was er hier en daar tussen pot en pint in het SAC te horen dat men nog wel eens terug wou komen naar onze kerk…
O ja, nog dit: een feest is pas echt geslaagd als alles ook netjes opgeruimd is. En ook dit was het geval die avond.
Met heel veel dank aan de vrolijke meisjes en jongens van de Pleplo, die weeral eens paraat stonden om snel en efficiënt stoelen, banken, podia te versleuren, te ordenen en te stapelen. Die stille werkers mogen niet vergeten worden. Bedankt, jonge snaken: zo kreeg die avond een tweede, deugddoend slotakkoord.
Marc Tassier